Carmen 17 (in Dutch by John Nagelkerken) |
|
| |
Available in
Latin,
Brazilian Port.,
Chinese,
Croatian,
Dutch,
English,
Finnish,
French,
Hungarian,
Italian,
Scanned, and
Vercellese. Compare two languages here.
|
|
| |
O kolonie die feest op uw lange brug wenst te vieren
en voor dansen gereed bent, maar vreest voor wankele pijlers
van een gammele brug die door louter sloophout gesteund wordt
(want straks zakt hij ineen en stort in de drassige diepte):
u gun ik een geschikte brug die voldoet aan uw wensen,
dat daar voor Salisubsalus riten kunnen verlopen;
maar gun mij dan een taak die mij luid doet lachen, kolonie.
Ik wil graag dat een zeker man uit mijn stad van uw brugdek
naar beneden stort in de prut van zijn hoofd tot zijn voeten,
maar dan wel waar in uw moeras met zijn stinkende modder
de meest smerige diepe poel drabbigheid is te vinden.
Want die man is een ei: hij heeft het verstand van een jochie
van twee jaar dat in slaap valt in vaders wiegende armen.
Al is hij met een schat getrouwd in de bloei van haar jaren,
met een schat die charmanter is dan het tederste bokje,
dat bewaking veel meer verdient dan de donkerste druiven,
mag zij flirten zoals ze wil: hij maakt zich er niet druk om,
daarvoor komt hij zijn bed niet uit; maar zoals in een greppel
een els, omgehakt met de bijl uit Ligurië, stil ligt
zonder dat hij er meer van merkt dan wanneer hij er niet was,
zo ook, tot mijn verbijstering, ziet en hoort hij er niets van;
wie hij zelf is en of hij leeft of niet leeft weet hij ook niet.
Hem wil ik nu vanaf uw brug laten vallen, voorover:
dan wordt hij misschien plotseling uit zijn slaapziekte wakker,
laat hij die op-zijn-rug-houding in de modderpoel achter
als een ezel zijn hoefomslag in de zuigende kleigrond.
|
|
© copyright 26-2-2013 by John Nagelkerken |
|
| |