Laten wij leven, mijn Lesbia, en lief hebben,
en laten wij alle roddels van de te strenge oudjes
een as waard achten!
De zon kan iedere dag opkomen en neergaan;
telkens wanneer voor ons 't korte licht eenmaal is ondergegaan,
mogen we een eeuwige nacht slapen.
Geef mij duizend zoenen, vervolgens honderd;
dan duizend andere, dan een tweede honderd;
vervolgens telkens weer duizend andere, vervolgens honderd.
Dan, wanneer wij vele duizenden zoenen zullen hebben gegeven
- zullen we de rekening in de war gooien, opdat wij 't niet
zullen weten, of opdat niet een slecht iemand ons in z'n
macht kan krijgen, wanneer hij weet, dat er zoveel zoenen
zijn.