Deze schuit, die jullie zien, vreemdelingen,
Zegt dat hij de snelste van de schepen was,
En dat geen dobberend schip hem in zijn vaart
Voorbij kon gaan, of er nu met riemen
Gevlogen moest worden, of met zeilen.
En hij ontkent dat dit van de dreigende Adriatische
De kusten ontkennen of de Cycladische eilanden
En het nobele Rhodos en het huiveringwekkende Thracië
De Propontis of de golving van de woeste Zwarte Zee,
Waar deze latere schuit eens was
Een bladerrijk bos; want op de kam van de Cytorus
Bracht zijn gebladerte vaak suizend gesmoezel voort.
Amastrische Zee en buxusleverende Cytorus,
Jullie waren en zijn het bekendst daarmee
Zegt de schuit: van het allereerste begin
Stond hij zegt hij op jouw top,
Dompelde hij zijn riemen in jouw water,
En vandaar over alle teugelloze zeeën
Bracht hij zijn meester, of nu links of rechts
De wind hem tartte of Jupiter van beide kanten tegelijk
Een gunstige wind op de schoten blies;
En dat geen enkele smeekbede aan de kustgoden
Door hem is gedaan, terwijl hij kwam van de zee
De eerste helemaal naar dit heldere meer.
Maar dat deze dingen vroeger waren: nu wordt hij verborgen
Oud in rust en wijdt zich aan u
De tweelingbroer Castor en de tweelingbroer van Castor.