Musje, lieveling van mijn meisje,
met wie ze gewend is te spelen, die tegen de borst te houden,
aan wie zij gewend is haar vingertopje te geven als hij aan-
valt, en aan wie zij gewend is felle beten uit te lokken
wanneer het stralende voorwerp van mijn verlangen
er zin in heeft om, ik weet niet welk, onschuldig spel dan
ook te spelen, als een beetje troost van d'r smart,
denk ik, opdat dan haar zware liefdesgloed tot rust komt:
kon ik maar met jou spelen zoals zij zelf
en de zorgen verlichten van mijn droevige geest!