Asinius Marrucinus, van je linkerhand
maak jij geen leuk gebruik bij spel en wijn:
je neemt de linnen doeken weg van hen die niet erg opletten.
Denk jij, dat dat geestig is? Je zit ernaast, sukkel:
de zaak is zo lomp en smakeloos als je maar wil.
Geloof je me niet? Geloof Pollio,
je broer, die jouw diefstallen zelfs met een talent
zou willen vergoeden: want de jongen is gevat
en welbespraakt met een fijne humor.
Óf verwacht dus driehonderd hendecasyllabi,
óf stuur mij mijn linnen doek terug;
de geschatte waarde ervan interesseert mij niet,
maar het is een souvenir van mijn makker.
Want zakdoeken uit Saetabus in Hiberia
kreeg ik als geschenk gestuurd van Fabullus
en Veranius: ik moet wel zó op ze gesteld zijn
als op mijn beste Veranius en Fabullus.